maandag 24 september 2007

Huilbaby



Uit een korte rondvraag bij enkele opvangouders en kinderdagverblijven blijkt dat het probleem van huilbaby’s in de opvang weinig voorkomt. En als het voorkomt, gaat het meestal om een beperkte periode. Soms slagen ouders en groepsleiding erin om samen een oplossing te vinden voor het ‘probleem’, in andere gevallen gaat het huilen spontaan over - meestal rond de leeftijd van zes maanden.

In het kort
Een huilbaby in de kinderopvang kan behoorlijk belastend zijn. Een eerste stap om tot oplossing van het probleem te komen, is het huilgedrag in kaart brengen. Huilt het kind alleen veel in de opvang of huilt het thuis ook veel? In het eerste geval kan er iets zijn misgegaan bij het wennen. In het tweede geval is het belangrijk dat medische oorzaken worden uitgesloten. Soms kan in overleg met de ouders professionele hulp van bijvoorbeeld een psycholoog worden ingeschakeld. Een open en eerlijke communicatie tussen ouders en begeleid(st)ers is van cruciaal belang bij het zoeken naar de oplossing voor het huilen.


Moeilijkheden in de opvang
Opvallend is dat opvangouders en groepsleid(st)ers het woord ‘huilbaby’ niet gemakkelijk in de mond nemen. Men hoedt er zich blijkbaar - terecht - voor om baby’s van een etiket te voorzien. Toch moeten ook professionals toegeven dat sommige kinderen veel meer huilen dan andere. En in bepaalde gevallen kan dat leiden tot moeilijkheden in de opvang. Een paar voorbeelden:
Een baby huilt zo veel dat de groepsleidster gestresst of oververmoeid raakt
Een opvangouder voelt zich schuldig omdat zij zo veel tijd besteedt aan de huilende baby. Hierdoor heeft ze minder aandacht en energie voor de andere kinderen.
In sommige gevallen gaat het zelfs zo ver dat de normale gang van zaken en de geplande activiteiten in het gedrang komen door de extra zorgen die het huilende kind vraagt. Een dergelijke situatie kan niet blijven voortslepen. Het is in het belang van alle betrokkenen - kinderen, personeel en ouders - dat er wordt gezocht naar een oplossing.
Het huilgedrag in kaart brengen kan een eerste stap in de goede richting zijn. Huilt het kind steeds op dezelfde tijdstippen? Is er een verband met eet- of slaapmomenten? En vooral: huilt het kind thuis ook veel of beperkt het probleem zich tot de opvang. Dit zijn tenslotte twee totaal verschillende situaties, die ook op een andere manier moeten worden aangepakt.


Als het kind vooral in de opvang veel huilt
Als een kind veel huilt in de opvang, terwijl het zich thuis wél goed voelt, dan kan het zijn dat er iets is misgelopen tijdens het wennen. Misschien had het kind meer tijd nodig om te wennen aan de opvang? Het kan dan helpen om de gewenningsprocedure nog eens over te doen en bijvoorbeeld meer momenten af te spreken waarop ouders en kind samen naar de opvang komen en er een leuke tijd hebben.
Belangrijk is ook dat ouders zich zélf goed voelen bij de opvang die ze voor hun kind hebben gekozen. Wanneer ouders - vaak onbewust - aan hun kind laten voelen dat ze het niet graag achterlaten in de crèche of bij de opvangouder, dan heeft dat zijn invloed op het welbevinden van de baby. Ouders moeten met andere woorden een positieve boodschap geven aan hun kind: jij mag hier leuk spelen tot ik je straks kom ophalen.
Wanneer er een goede verstandhouding bestaat tussen ouders en opvang, dan is de kans groot dat het kind zich ook rustiger en gelukkiger zal voelen in de opvang. Het kan daarom niet genoeg worden benadrukt dat ouders en groepsleiders moeten investeren in deze relatie. Het is belangrijk dat beide partijen openlijk durven praten over hun gevoelens en verwachtingen.
In uitzonderlijke gevallen is het zo dat veranderen van opvang een oplossing biedt. Soms voelt een kind zich echt niet goed in een bepaalde omgeving, terwijl hij elders weer opbloeit. Sommige baby’s kunnen bijvoorbeeld niet goed tegen de drukte van een grote groep en voelen zich beter in een omgeving waar op kleinere schaal wordt gewerkt.
Voor de opvangouder of crèchebegeleider is het van groot belang dat ze terechtkunnen bij collega’s of dienstverantwoordelijken (ondersteuning krijgen vanuit het gastouderbureau). Zij zitten immers vaak met een schuldgevoel en moeten daarover kunnen praten.

Huilen in de opvang én thuis
Wanneer het kind thuis ook veel huilt, dan is er sprake van een heel ander probleem. Allereerst moeten alle mogelijke medische oorzaken worden uitgesloten. Wanneer het kind in goede gezondheid blijkt en toch veel huilt, dan moet er een andere verklaring worden gevonden. En zolang die niet wordt gevonden, moet je leren ‘omgaan’ met het huilen.
Het kan voor ouders een hele steun betekenen wanneer zij voelen dat de groepsleiding samen met hen naar een oplossing wil zoeken. En voor de groepsleiding of opvangouder is het soms een geruststelling te weten dat het thuis ook niet altijd van een leien dakje loopt.
Een mogelijke oplossing kan zijn om, in nauw overleg met de ouders, professionele hulp in te schakelen, bijvoorbeeld van een psycholoog die het kind thuis en/of in de opvang volgt.

Absoluut noodzakelijk: eerlijke communicatie
In ieder geval is het een absolute voorwaarde dat er een eerlijke en open dialoog is tussen ouders en opvang. Als die eerlijkheid er van het begin niet is, dan verliest men het vertrouwen in elkaar. En het is bijzonder moeilijk dit vertrouwen weer te herstellen.
Nu blijkt deze eerlijke en open communicatie in de praktijk niet altijd even makkelijk. Ouders verzwijgen soms dat het thuis ook moeilijk gaat. Ze zijn misschien bang om hun opvangplaats te verliezen of hebben het gevoel dat ze ‘falen’ als ouder. Probeer hiervoor begrip op te brengen en zorg voor een sfeer waarin ouders zich op hun gemak voelen.
Omgekeerd is het ook voor het personeel in de opvang niet altijd makkelijk om eerlijk te zijn tegenover ouders. Het valt niet mee om aan de ouders te vertellen dat het kind heel veel heeft gehuild. Om de ouders te sparen kun je de neiging hebben de situatie wat beter voor te stellen dan die in werkelijkheid was, maar op lange termijn is dit funest voor het vertrouwen.
Heel veel overleg is dus nodig tussen ouders en opvang, elke dag opnieuw. Het is, zeker wanneer de baby het wat moeilijker heeft, van cruciaal belang om zoveel mogelijk informatie uit te wisselen. Ten slotte kan ieder detail, hoe onbelangrijk het ook lijkt, bijdragen tot een oplossing voor het kind. Uit de gesprekken met ouders kun je bijvoorbeeld leren wat het kind wel leuk vindt en misschien kunnen bepaalde zaken ook worden toegepast in de opvang.


Rustig blijven
Net als bij ouders het geval is, raak je als groepsleider of opvangouders ook gespannen wanneer een baby extreem veel huilt. In dat geval is het enorm belangrijk dat deze stress niet wordt doorgeven aan het kind. Anders kom je in een vicieuze cirkel terecht.
Groepsleiders in een kinderdagverblijf hebben het op dit gebied iets makkelijker dan opvangouders: zij kunnen af en toe aan een collega vragen om het huilende kind even over te nemen, zodat ze zelf even tot rust kunnen komen. Steun van collega’s is overigens altijd enorm belangrijk in dit geval. Het mag echter niet zover komen dat een kind dat veel huilt steeds maar ‘doorgegeven’ wordt. De continuïteit in de opvang moet immers altijd behouden blijven, in het belang van het kind.


Meer lezen?
Kind en Gezin heeft een brochure over huilbaby’s: ‘Als troosten niet helpt’. In deze brochure vind je tips die kunnen helpen om deze vermoeiende periode door te komen. Er zit ook een huilkaart bij, die je kunt gebruiken om het huilgedrag in kaart te brengen.

Dit artikel komt van deze site:
http://www.kiddo.net/100298

Geen opmerkingen: